• Achter de cijfers
  • Posts
  • Achter de Cijfers #234: marktmacht grote bedrijven neemt toe, prijzen lopen nog voor op lonen en polder verdeeld over migratie

Achter de Cijfers #234: marktmacht grote bedrijven neemt toe, prijzen lopen nog voor op lonen en polder verdeeld over migratie

Hallo,

Hier is weer een nieuwe nieuwsbrief over een paar interessante economische ontwikkelingen die deze week speelden. Naar aanleiding van het ACM-onderzoek naar supermarktprijzen ben ik dieper in de marktmacht van grote bedrijven gedoken. Verder heb ik het SER-advies over arbeidsmigratie zitten lezen en constateer ik verdeeldheid in de polder op de springende punten. Tot slot bespreek ik de laatste inflatiecijfers.

Tips en reacties zijn welkom. Veel leesplezier!

Martin

Marktmacht

Zorgverzekeraar ONVZ heeft 2,3% van de markt in handen en is daarmee een kleine speler. VGZ heeft een marktaandeel van 21,9% en heeft daarmee veel meer schaalvoordelen. (Zie hier.) ONVZ kon zich amper staande houden in deze markt. Daarom neemt VGZ de kleine verzekeraar grotendeels over, ONVZ wordt een van de labels van VGZ. “Dankzij de samenwerking met VGZ kunnen we de premie betaalbaar houden en onze dienstverlening verbeteren”, zei ONVZ-bestuursvoorzitter Jean-Paul van Haarlem deze week.

Het is een typisch voorbeeld van toenemende concentratie die in tal van markten plaatsvindt. De groten eten de kleintjes op, of de kleintjes geven er de brui aan omdat ze het niet kunnen bolwerken. Paul de Bijl, hoofdeconoom bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) trok twee jaar geleden al aan de bel in een alarmerende blog.

“Algemener laat internationaal empirisch onderzoek zien dat in veel sectoren de concentratie stapje voor stapje is toegenomen, evenals de winstmarges van grote bedrijven”, schreef hij toen. “Dat wijst op een geleidelijke toename van marktmacht van één of enkele spelers gedurende de tijd. Dat speelt met grote waarschijnlijkheid ook in Nederland.”

*marktaandelen obv openbare informatie, in omzet, balanstotaal, aantal verzekerden

De toegenomen concentratie speelt in tal van sectoren. In bovenstaand plaatje heb ik de meest voor de hand liggende voorbeelden op een rij gezet. Soms hebben drie of vier spelers meer dan driekwart van de markt in handen. Het komt doordat kleine spelers afdruipen of doordat de grote jongens steeds kleine overnames doen (‘kralen rijgen’).

Kartelwaakhond ACM probeert er steeds scherper op te zijn, maar loopt tegen een gebrek aan mogelijkheden aan om in te grijpen. Vaak is er sprake van marktmacht die niet per se illegaal is. Zo oordeelde de ACM dat er bij banken ‘stilzwijgende afstemming’ is. Dat is geen verboden prijsafspraak over de spaarrente. Maar wel beheersen ING, Rabobank en ABN Amro de markt zodanig dat we steeds tot dezelfde (te lage) spaarrente komen door elkaar scherp in de gaten te houden.

Tot nu toe is demissionair minister Vincent Karremans van Economische Zaken nog niet erg happig op het uitbreiden van het instrumentarium voor de ACM. Maar de druk vanuit de Tweede Kamer neem toe, zo bleek deze week in een debat. Daarom begint de minister voorzichtig te schuiven. In een Kamerbrief erkende hij dat er mogelijk wel iets aan de hand is: “Er zijn signalen dat de concurrentie in sommige gevallen beter zou kunnen, doordat de concentratiegraden structureel hoog zijn en marktpartijen minder prikkels ervaren om te concurreren. Hierdoor kunnen consumenten meer geld dan nodig betalen voor producten of diensten.”

Hij wil onderzoeken of de ACM meer mogelijkheden moet krijgen om in te grijpen, maar het liefst zou hij dit Europees regelen. Uit dat zeer kritische onderzoek naar de banken bleek al dat de ACM wel kan constateren dat er onvoldoende concurrentie is, maar vervolgens kan de autoriteit niet veel meer doen dan vrijblijvende adviezen geven. Bijvoorbeeld om het consumenten makkelijker te maken om van bank te wisselen. Vervolgens is het aan de politiek om er iets mee te doen.

Ook Mario Draghi, oud-president van de Europese Centrale Bank (ECB), pleit voor extra onderzoeks- en interventiemogelijkheden voor mededingingsautoriteiten. Draghi adviseerde de Europese Commissie alweer een jaar geleden over de concurrentiekracht van de Europese economie. Draghi wees er al op dat de mogelijkheden van bestaand mededingsbeleid onvoldoende is:

“Een mogelijke aanpak zou inhouden dat vier gebieden van potentiële interventie worden gedefinieerd, waar de huidige mededingingsinstrumenten aantoonbaar onvoldoende zijn. Deze vier gebieden zijn:

i) stilzwijgende afstemming;

ii) markten waar consumentenbescherming waarschijnlijker nodig is, bijvoorbeeld omdat consumenten tot kwetsbare groepen behoren of gedragsmatige vooroordelen hebben;

iii) markten waar de economische veerkracht zwak is, waarvan één oorzaak de marktstructuur kan zijn (bijvoorbeeld afhankelijkheid van één enkele grondstofbron), leidend tot frequente tekorten of andere schadelijke uitkomsten;

iv) eerdere handhavingsacties waarbij de informatie/gegevens die de autoriteit heeft ontvangen erop wijzen dat de verplichtingen of remedies die zijn opgelegd geen daadwerkelijke concurrentie opleveren.”

Hoogleraar Maarten Pieter Schinkel van de UvA is sceptisch over de bereidheid van de Nederlandse overheid om te bewegen: “Wij willen alles samen doen en samen oplossen, kijk maar naar de SER. Het ministerie van Economische Zaken heeft als eerste reflex om naar de bedrijven te luisteren. Na het kritische rapport van de ACM lobbyden banken effectief bij EZ. Daarom krijgt de ACM maar moeizaam extra bevoegdheden om in te grijpen.”

Minder arbeidsmigranten

Nederland is een polderland. Als er grote economische problemen zijn, dan moeten werkgevers en vakbonden eraan te pas komen om voor doorbraken te zorgen. Tenminste, zo was het decennia lang. Maar werkt die aanpak nog steeds? Als we afgaan op het recente advies van de Sociaal-Economische Raad (SER), waarin naast werkgevers en vakbonden ook onafhankelijke kroonleden zitten, dan werkt ons overlegmodel niet altijd.

Het advies heet ‘Minder waar het kan, beter waar het moet’ en het vlees noch vis-gehalte druipt al van de titel af. Winst is dat de SER adviseert om tot gerichtere arbeidsmigratie te komen, lees: minder arbeidsmigranten naar Nederland. Maar om de hete brij wordt heengedraaid.

De SER kreeg van het kabinet vier vragen voorgelegd waarvan er twee terzijde worden geschoven. Zo wil de polderclub niet zeggen hoe het aantal arbeidsmigranten zich zal gaan ontwikkelen. Dat vindt het adviesorgaan “een onderzoeksmatige vraag”. Het kabinet stelde die vraag echter niet voor niets. Natuurlijk kan de SER geen economische voorspellingen doen, maar werkgevers en vakbonden kunnen zich wel degelijk uitspreken over die aantallen omdat daaruit blijkt wat er zou gebeuren als er niet wordt ingegrepen.

De andere vraag die de SER niet wil beantwoorden hangt daarmee samen en is nog crucialer. Het kabinet vroeg: “Kan het vaststellen van cijfermatige bandbreedtes voor (arbeids)migratie in de gedeelde visie van de SER betekenisvol bijdragen aan een selectiever en gerichter migratiebeleid?” Die vraag komt niet uit de lucht vallen. De Staatscommissie, onder leiding van oud-informateur Richard van Zwol, heeft namelijk geadviseerd (Gematigde groei) om tot een streefcijfer te komen op het gebied van immigratie. Dat zou volgens die commissie kunnen helpen om beter te sturen in plaats dat die migratie ons als land nu maar overkomt. Van een passieve naar een actieve houding.

De polderadviseurs passen ervoor: “Hoewel cijfermatige bandbreedtes op het eerste gezicht aantrekkelijk lijken – zij wekken de indruk van controle, voorspelbaarheid en grip op de instroom – acht de SER dit binnen de huidige EU-regelgeving en gezien de onvoorspelbaarheid van onze economie, niet realistisch.” Klinkt misschien logisch, maar daarmee wordt het allemaal ook erg vrijblijvend.

Opmerkelijker is nog dat heel concrete aanbevelingen van een ambtelijk rapport (Bouwstenen voor doordachte sturing op arbeidsmigratie) niet worden overgenomen. Het gaat om drie suggesties: verhoog het minimumloon, beperk flexibiliteit van uitzendarbeid en verbied het doorlenen bij uitzendconstructies. Daarover konden werkgevers, vakbonden en kroonleden het niet eens worden: “Deze voorstellen zijn binnen de SER besproken, maar de meningen liepen te ver uiteen om tot een gezamenlijk standpunt te komen.”

Dat is een gemiste kans. Er blijven wel meer dan twintig aanbevelingen over waar de polder wel concensus over bereikte, maar die zijn allemaal redelijk braaf. Denk aan bestrijding van uitbuiting van goedkope arbeidskrachten uit het buitenland. Tja, wie is er nu voor uitbuiting? De SER constateert wel dat goedkope arbeid uit het buitenland geen structurele oplossing is en een grote instroom van arbeidsmigranten maatshappelijke grenzen kent, maar hoe je die instroom echt moet indammen blijft vaag.

Ondertussen zijn er volgens de SER ‘735 duizend tot 1,1 miljoen’ arbeidskrachten uit het buitenland in Nederland aanwezig. Dat legt een druk op de publieke voorzieningen en stimuleert bedrijven niet om te investeren in arbeidsbesparende technologie. Maar zodra het thema spannend wordt, lopen de polderpartijen er op kousevoetjes omheen.

Prijzen stijgen

Wie dacht dat de inflatie in Nederland lekker aan het dalen is, komt bedrogen uit. Het CBS meldde over augustus nog een gemiddelde prijsstijging met 2,8%, in september kwam die uit op 3,3%. Voor een groot deel zijn de benzineprijzen daar debet aan. Voordeel is dat die prijzen aan de pomp zo bewegelijk zijn dat dit effect volgende maand zo weer anders kan uitpakken.

Maar de drijvende kracht achter de hoge inflatie is nog altijd de zogeheten diensteninflatie. Het zijn inmiddels niet zozeer de goederen en producten die alsmaar duurder worden, maar diensten als kinderopvang, huren, restaurants enzovoort. Diensten bestaan grotendeels uit loonkosten en als de lonen stijgen dan moeten de dienstenprijzen ook weer omhoog.

Thomas van Galen, hoofdstrateeg bij Achmea Investment Management, legde uit dat er geen loon-prijsspiraal is, maar het omgekeerde: een prijs-loonspiraal. Vakbonden willen de prijsstijgingen gecompenseerd zien in de cao-lonen. Dat effect wordt gaandeweg kleiner, want het CBS maakte deze week ook bekend dat de loonstijging ieder kwartaal kleiner wordt.

bron: CBS Statline

Het beeld is dat de lonen inmiddels de prijzen meer dan goedgemaakt hebben. Maar dat is niet zo, blijkt uit bovenstaande grafiek. Het grootste deel van het gat is gedicht, maar over vijf jaar bezien zijn de prijzen nog steeds harder gegroeid dan de cao-lonen: ruim 28% versus 27%. Begrijpelijk dus dat de vakbonden blijven inzetten op stevige looneisen, ook al vinden werkgevers dat niet leuk.

Leesvoer

Kijken

Podcast - Kwestie van Centen

In steeds meer consumentenmarkten klonteren grote bedrijven samen. Robbert Ophorst en ik bespreken in Kwestie van Centen de groeiende marktmacht van supermarkten, zorgverzekeraars, banken en energiebedrijven. "In veel markten maken een paar grote spelers de dienst uit." Kartelautoriteit ACM slaat alarm maar kan weinig doen. "De Consumentenbond springt in dat gat met massaclaims." Luister de nieuwste aflevering van ‘Kwestie van Centen’ hier. Ook op Spotify en iTunes.

Wil je mij als spreker?

Wil je mij boeken als spreker, panellid of columnist? Bekijk mijn profiel bij Speakers Academy of mail.

Reply

or to participate.